geslachtsapparaat

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·slachts·ap·pa·raat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord geslachtsapparaat geslachtsapparaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het geslachtsapparaato

  1. (biologie) (seksualiteit) het geheel van de geslachtsorganen
    • Een extra risico van dekberen (mannelijk varken) is het direct overdragen van infecties van het geslachtsapparaat!! 

Gangbaarheid