genus
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ge·nus
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘geslacht’ voor het eerst aangetroffen in 1638 [1]
- van het Latijn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | genus | genera |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
genus o
- (grammatica) geslacht: het Nederlands kent drie genera, nl. mannelijk, vrouwelijk en onzijdig
- (biologie) geslacht, een biologisch taxon
Verwante begrippen
- [2] taxonomie
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord genus staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "genus" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
76 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.