knie
- knie
- In de betekenis van ‘verbinding tussen boven- en onderbeen’ voor het eerst aangetroffen in 1156 [1]
|
|
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knie | knieën |
verkleinwoord | knietje | knietjes |
de knie m
- (anatomie) gewricht in het midden van het been dat het bovenbeen met het onderbeen verbindt
- Hij zat al maanden niet meer op de fiets als gevolg van een blessure aan beide knieën. ,,Officieel heet het overbelasting, maar concreet is het een zeurende pijn in het midden van beide knieschijven. [3]
- ▸ Thermalite-wandelstokken aangeschaft. Deze deden ook dienst als tentpalen, twee vliegen in een klap dus. In totaal scheelden deze multifunctionele stokken mij 350 gram aan gewicht. Ik voelde me wel een beetje bekeken met die dingen in mijn handen, ook al was er niemand om het te zien. Langzaam kreeg ik door hoe ik ze het beste kon gebruiken en merkte ik dat ze mijn knieën vooral bergafwaarts ondersteunden.[4]
- (kleding), (metonymisch) gedeelte van een kledingstuk (meestal een broek of kous) dat de knie [1] bedekt
- (techniek) een rechthoekig omgebogen verbindingsstuk voor pijpen
- (geologie) haakse rivierbocht
- (scheepvaart) knievormig versterkings- of verbindingsstuk
- [1] lichaamsdeel
- [1] lichaam
- [1] linkerknie, rechterknie, kniegewricht, knieval
[1] "lichaamsdeel"
- De gekneusde knie niet te na gesproken
- Door de knieën gaan
Het opgeven, voor iets zwichten
- Het gras in de knieën hebben
Last hebben van voorjaarsmoeheid
- Iets onder de knie krijgen
Iets leren
- Iets onder de knie hebben
Iets geleerd hebben
- Iets/iemand op de knieën krijgen
Iets/iemand verslaan
- Iemand (God, enz.) danken op zijn blote knieën/knietjes
Iemand (God, enz.) heel erg dankbaar zijn
- Met knikkende knieën
Gezegd van iemand die angstig of zenuwachtig is
- Over de knie gaan/leggen
Een pak slaag krijgen/geven
- Slappe knieën hebben
Niet standvastig/volhardend zijn, (te) snel opgeven of inbinden
1. gewricht in het midden van het been dat het bovenbeen met het onderbeen verbindt
de gekneusde knie niet te na gesproken
|
een taal onder de knie krijgen
|
iets onder de knie hebben
|
- Het woord knie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knie" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "knie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ knie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tubantia Roy Schriemer 08-02-19 Kniekwetsuur houdt Schulting uit de Ster van Zwolle
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
stamtijd | |
---|---|
infinitief | voltooid deelwoord |
knie |
geknie |
volledig |
knie
- kneden
- «Uiteindelik kon dit soos ’n deeg geknie en brood daarvan gebak word.»
- Uiteindelijk kon dit als deeg gekneed worden en kon er brood van gebakken worden.
- «Uiteindelik kon dit soos ’n deeg geknie en brood daarvan gebak word.»
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knie | knieë |
knie