Nederlands

 
voetbalknie
Uitspraak
Woordafbreking
  • voet·bal·knie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voetbalknie voetbalknieën
verkleinwoord voetbalknietje voetbalknietjes

Zelfstandig naamwoord

voetbalknie v/m [1]

  1. (sport) (medisch) knieblessure die ontstaat bij voetbal
    • ‘Ik heb nergens last van. Rug, schouders, ellebogen: alles functioneert nog uitstekend. Ik heb alleen problemen met een voetbalknie, een blessure uit mijn jeugdjaren. Gelukkig maar. Ik biljart nog veel te graag, zelfs na al die jaren. In zekere zin is het nu leuker dan ooit. Na mijn laatste wereldtitel in 2001 ben ik gestopt als individuele biljarter.’[2] 
    • Kruisbandletsel komt steeds vaker voor, zo lijkt het. 'De voetbalknie was vroeger de meniscus. Nu is het de kruisbandblessure', zegt Van der Hart. De knieschade uit risicosporten als wakeboarden, kiten en freerunning neemt volgens hem schrikbarend toe. Skiën staat nog altijd op 1, met 11,1 gevallen per duizend uren. Voetbal is nummer 7, met 2,1 gevallen.[3] 
    • Beschadigd kraakbeen, zoals bij een voetbalknie, kan het best zo snel mogelijk met eigen kraakbeenvormende cellen worden hersteld. Dit concludeert orthopedisch chirurg-in-opleiding Kiem Gie Auw Yang in een onderzoek waarop hij op 9 juli aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht promoveerde.[4] 
Hyponiemen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 12 JULI 2017
  3. Volkskrant JOHN VOLKERS 12 juni 2013
  4. NRC 12 JULI 2007