• knie·wa·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord kniewater
verkleinwoord

het kniewatero

  1. (medisch) overtollig vocht in de knie bij een hydrops
    • Jicht en kniewater ontbraken glorieus bij het Nederlands Kamerkoor, dat in het a-cappellawerk Litanei (1997), gezongen in witte pijen, niet alleen siste en neuriede, maar ook rondjes draaide en op de tenen hopste. Een vrolijk in memoriam.[2]