jakobakan
- ja·ko·ba·kan
- samenstelling van Jakoba en en kan zn , eponiem genoemd naar de 15e-eeuwse gravin van Holland, Jacoba van Beieren , omdat zij de laatste maanden van haar leven in het slot Teylingen verbleef en daar in de 17e eeuw veel van dit type kannetjes werden opgebaggerd [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jakobakan | jakobakannen |
verkleinwoord | jakobakannetje | jakobakannetjes |
- koffie- of melkkan van verglaasd bruin aardewerk
- Wat een schattig jakobakannetje heb je!
- (middeleeuwen) hoge smalle kan van steengoed uit de late middeleeuwen
- Het verkleinwoord „jacobakannetje” is de meer gebruikelijke vorm.
- Het woord jakobakan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "jakobakan" herkend door:
8 % | van de Nederlanders; |
11 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.