Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: ком
 
kom
  • kom
  • In de betekenis van ‘vaatwerk’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1277 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kom kommen
verkleinwoord kommetje kommetjes

de komv / m

  1. (huishouden) eetgerei zoals een bord, maar dan dieper
  2. (geologie) ondiepe uitholling in het aardoppervlak
  3. (biologie) gewrichtsholte
  4. (aardrijkskunde) gebied met dichte bebouwing
vervoeging van
komen

kom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van komen
    • Ik kom. 
  2. gebiedende wijs van komen
    • Kom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van komen
    • Kom je? 
     Ik voelde me veel minder veilig in de bossen dan in de uitgestrekte, open woestijn. Dat kwam waarschijnlijk omdat je in de woestijn altijd alles om je heen kon zien, maar ook doordat ik uit het vlakke Nederland kom, waar ik gewend ben aan weidse landschappen met vergezichten en hoge luchten.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]


  • kom
Naar frequentie 42

kom

  1. verleden tijd van komme


  • kom
Naar frequentie 44

kom

  1. verleden tijd van komme
  • kom fram
  • kom frem
  • kom seg ut


  • kom

kom

  1. verleden tijd van koma

kom

  1. verleden tijd van kome

kom

  1. verleden tijd van komma

kom

  1. verleden tijd van komme