• ko·me
vervoeging van
komen

kome

  1. aanvoegende wijs van komen
    • Uw rijk kome. [1]
  1. Onzevader, christelijk gebed


  • ko·me

kome

  1. onovergankelijk komen
    «Mesteparten av fisken som blir selt i Ålesund kjem andre stader frå. »
    Het merendeel van de vis die in Ålesund verkocht wordt, komt van elders.
  2. onovergankelijk aankomen
  3. onovergankelijk te voorschijn komen

kome

  1. voltooid deelwoord van kome