• vol·kom
vervoeging van
volkomen

volkom

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volkomen
    • ... dat ik volkom. 
vervoeging van
volkomen

volkom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volkomen
    • Ik volkom. 
  2. gebiedende wijs van volkomen
    • Volkom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volkomen
    • Volkom je? 
15 %van de Nederlanders;
22 %van de Vlamingen.[2]