Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vol·kom
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
volkomen

volkom

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volkomen
    • ... dat ik volkom. 

Werkwoord

vervoeging van
volkomen

volkom

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volkomen
    • Ik volkom. 
  2. gebiedende wijs van volkomen
    • Volkom! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van volkomen
    • Volkom je? 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

15 % van de Nederlanders;
22 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen