sauskom
  • saus·kom
enkelvoud meervoud
naamwoord sauskom sauskommen
verkleinwoord

de sauskomv / m

  1. een veelal bootvormige kom waarin saus of jus wordt opgediend
    • In een uitzending van Tussen Kunst & Kitsch is opwinding ontstaan over een paar zilveren sauskommen uit 1793 . 1,6 miljoen kijkers verbaasden zich gisteravond over het hoge bedrag waarop het zilverwerk, gemaakt door een bekende zilversmid uit Friesland, getaxeerd werd. [2] 
    • Een klassieker van 1955. Een genot, want zelfs in standaardrecepten als dat van mousselinesaus weet ze haar persoonlijkheid en liefde voor de keuken laconiek te verwoorden. Zo staat er tussen haakjes om de royale hoeveelheden te verantwoorden: 'niemand weigert ooit een tweede portie'. En ik moet het beamen: we hebben bij onze zalm de sauskom helemaal uitgelepeld. [3] 
    • Aantje Sleeuwenhoek (68) uit Zijderveld is gek op sauskommen. Ze heeft er meer dan 800, maar nu moet ze er afscheid van nemen. [4] 
97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]