kannenkijker
- kan·nen·kij·ker
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kannenkijker | kannenkijkers |
verkleinwoord |
de kannenkijker m
- (pejoratief) iemand die te veel alcohol drinkt
- heffer, drankorgel, alcoholist, spons, pimpelaar, zatladder, zuipschuit, pimpelaar, drankorgel, dronkaard, drinkebroer, zuiplap
- Het woord kannenkijker staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kannenkijker" herkend door:
48 % | van de Nederlanders; |
51 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be