zatladder
- zat·lad·der
- samenstelling van zat en ladder
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zatladder | zatladders |
verkleinwoord | zatladdertje | zatladdertjes |
de zatladder m
- iemand die regelmatig te veel alcohol dringt
- De zatladder maakte de hele nacht herrie.
- Het woord zatladder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zatladder" herkend door:
56 % | van de Nederlanders; |
34 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be