2. opgedoken skelet van zeedier als hulpmiddel bij schoonmaken

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • spons
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord spons sponsen
sponzen
verkleinwoord sponsje sponsjes

Zelfstandig naamwoord

de sponsv / m

  1. (dierkunde) dier behorend tot de stam Porifera   (sponsdieren), sedentaire, primitieve meercellige dieren die zich vastzetten op de bodem van (meestal) zeeën en oceanen tot op 8,5 kilometer diepte
  2. zacht en buigzaam opgedoken skelet van [1] dat als hulpmiddel bij het schoonmaken gebruikt wordt omdat het een grote hoeveelheid water in zijn poriën kan opnemen
     Als ze de stammen te veel verwarmden, zodat er kokend sap en hars naar buiten begon te dringen, werden de houtvezels te zacht en konden ze de bouten niet meer vastzetten, het was alsof je schroeven in een spons drukte.[4]
  3. van kunststof vervaardigd hulpmiddel bij het schoonmaken dat de eigenschappen van [2] nabootst
  4. (figuurlijk) iets of iemand die veel in zich kan opzuigen
     Deze verhalen nam ik als een spons in me op en ik hoopte mijn leven thuis ook enigszins anders in te gaan richten.[5]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
sponsen

spons

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sponsen
    • Ik spons. 
  2. gebiedende wijs van sponsen
    • Spons! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sponsen
    • Spons je? 

Werkwoord

vervoeging van
sponzen

spons

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sponzen
    • Ik spons. 
  2. gebiedende wijs van sponzen
    • Spons! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sponzen
    • Spons je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen