• al·co·ho·list
enkelvoud meervoud
naamwoord alcoholist alcoholisten
verkleinwoord - -

de alcoholistm

  1. (medisch) iemand die lijdt onder een verslaving aan ethanol
    • Hij was een alcoholist, maar hij wist zich de rest van zijn leven nuchter te houden. 
     Als ik niet beter zou weten, dan schaarde ik je bij de club van stiekeme sherryhappers. ’Ze scharrelde wat met haar hand tussen de vleeswaren. ‘Van die eenzame alcoholisten, weet je wel. ’Chantal grinnikte.[2]
99 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]