• al·co·ho·lis·ten

de alcoholistenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord alcoholist
     Als ik niet beter zou weten, dan schaarde ik je bij de club van stiekeme sherryhappers. ’Ze scharrelde wat met haar hand tussen de vleeswaren. ‘Van die eenzame alcoholisten, weet je wel. ’Chantal grinnikte.[1]