Nederlands

 
Klassieke blokkendoos
Uitspraak
Woordafbreking
  • blok·ken·doos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord blokkendoos blokkendozen
verkleinwoord blokkendoosje blokkendoosjes

Zelfstandig naamwoord

de blokkendoosv / m

  1. (speelgoed) doos met blokken waar kinderen mee kunnen spelen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen