Nederlands

 
pizzadoos
Uitspraak
Woordafbreking
  • piz·za·doos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pizzadoos pizzadozen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de pizzadoosv / m

  1. platte, vierkante, kartonnen doos waarin men een pizza kan stoppen
     We bestelden pizza en dronken op het leven met een lokaal biertje. Na de laatste ronde werden we de bar uitgezet. Pogue had een kamer gehuurd waarin we allemaal op de grond konden slapen. Ik werd brak wakker in een zure lucht van zweetvoeten, ongewassen kleren en halflege pizzadozen.[1]
     ‘Deze plantjes en stekjes zoeken een nieuw en liefdevol huisje. Neem jij ze er een mee?” valt op een oude pizzadoos te lezen.[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron
    Bas Vermeer
    “Fenneke en Guus roepen iedereen op om stekjes voor het huis te zetten” (11-05-2020,), Tubantia