Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Pizza
Een pizza
Pizza
  • piz·za
  • van Italiaans pizza, in de betekenis van ‘hartige koek’ voor het eerst aangetroffen in reisverslagen van de 19e eeuw, zie vindplaatsen hieronder.
enkelvoud meervoud
naamwoord pizza pizza's
verkleinwoord pizzaatje pizzaatjes

de pizzav / m

  1. (voeding) gerecht van een belegde broodbodem
    • Als je wat wilt eten, neem je maar een pizza. 
     We bestelden pizza en dronken op het leven met een lokaal biertje.[1]
     Ik had al wel genoeg hamburgers en pizza’s gegeten de afgelopen tijd.[1]
     Het volk viert Paschen met braspartijen. De armste werkman zal liever zijn jas naar den lommerd brengen dan niet zijn Paschen te vieren met de eieren, saucijsjes, lamsvleesch en pizza (een soort van broedertjes), alles overgoten met ontelbare fiaschi wijn van de Castelli Romani.[2]
     Het ergste is men in de Toledostraat en de Via di Chiaja er aan toe, want boven en behalve dat daarheen alle ambulante uitventers zamenstroomen, bieden ook de koekbakkers der lazzaroni aldaar aan de hoeken der dwarsstraten hunne lekkernijen te koop, en deze zijn juist de onbarmhartigste schreeuwhalzen, die met oogen gezien zijn, daar zij slechte in olij gebakken koek, un grano il quarto di pizza (een grein een stuk taart) te koop roepen met eene stem, welke op den ganschen aardbol eenig in hare soort is.[3]
  • In de jaren 50 verschenen er in Amsterdam de eerste eethuizen waar ook pizza's verkocht werden (Moeders Droomkeuken op de Witte Singel 449, Pizza Palazzo in de Spuistraat 302). [4][5]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]
  1. 1,0 1,1
    Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Weblink bron Italiaansche Brieven in: Het vaderland   (07-04-1891), M. Nijhoff (etc.), C.A. van Reyn, 's-Gravenhage, p. 1 op Delpher.nl  
  3.   Weblink bron Mengelingen in: Algemeen Handelsblad   (22-03-1833), P. den Hengst en Zoon (etc.), Amsterdam, p. 4 op Delpher.nl  
  4.   Weblink bron Advertentie in: De Tijd : godsdienstig-staatkundig dagblad (12-12-1956), Gebr. Verhoeven, 's-Hertogenbosch, p. 6 op Delpher.nl  
  5.   Weblink bron Advertentie in: De Volkskrant   (07-11-1957), NV De Volkskrant, 's-Hertogenbosch, p. 4 op Delpher.nl  
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


  • In 2007 toonden de de italianist Mario Alinei en de classicus Ephraim Nissan aan dat het Italiaanse woord via de Balkanroute (vergelijk Grieks πίττα "taart", Turks pide, enz.) uiteindelijk afstamt van het Aramese pitta brood. [1] [2]
  • Er zijn in het verleden verschillende hypotheses opgesteld. [3] De vaak genoemde etymologie is dat de Italiaanse benaming pizza ontleend zou zijn aan het Griekse woord πίττα "taart", als een nevenvorm van het meer voorkomende Oudgriekse πίσσα. [4].
  • Pizza kan eventueel gekruist zijn met de Italiaanse vorm pezzo stuk (zoals in uno pezzo di *pitta --> uno pezzo di pizza “een stuk pizza”).
  • piz·za
enkelvoud meervoud
pizza pizze

pizza v

  1. (voeding) pizza
  2. vervelend iemand, saai persoon
  3. vervelend iets, saaie boel
  1. pizza op website: Etymologiebank.nl
  2.   Weblink bron
    Mario Alinei, Ephraim Nissan
    ‘L'etimologia semitica dell'it. pizza e dei suoi corradicali est-europei, turchi, e dell'area semitica levantina’ in: Quaderni di semantica, 28, 117-136
  3.   Weblink bron
    Mario Daniele
    “pizza” op etimoitaliano.it
  4. Carlo Battisti, Giovanni Alessio
    “Dizionario etimologico italiano” (1950-57), Barbera, Firenze, p. IV, 2961


  • Leenwoord uit Italiaans pizza.
enkelvoud meervoud
pizza pizzas

pizza v

  1. (voeding) pizza


  • Leenwoord uit Italiaans pizza.
  • piz·za
enkelvoud meervoud
nominatief   pizza     pizzalar  
genitief   pizzanın     pizzaların  
datief   pizzaya     pizzalara  
accusatief   pizzayı     pizzaları  
locatief   pizzada     pizzalarda  
ablatief   pizzadan     pizzalardan  

pizza

  1. (voeding) pizza