brood
- brood
- In de betekenis van ‘baksel uit gerezen deeg’ voor het eerst aangetroffen in 1101. Van Proto-Germaans *braudą. Mogelijk ook verwant met brouwen [1]. [1][2]
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brood | broden |
verkleinwoord | broodje | broodjes |
het brood o
- (voeding) een meelproduct dat gemaakt wordt door meeldeeg te bakken, te koken of te stomen
- Die bakker maakt een buitengewoon heerlijk brood.
- ▸ De zware tenten werden ontmanteld, matjes en slaapzakken opgerold en alle kleren in rugzakken gepropt. Er werd pap gekookt boven het houtvuur en een broodje voor de lunch bereid.[3]
- (figuurlijk) levensonderhoud, beroepsmatige inkomsten
- ▸ Abraham Tuschinski behoorde echter tot een voorhoede die meer mogelijkheden zag – vooral toen steeds meer bedrijven brood zagen in het maken van langere films die een compleet verhaal ter lengte van een toneelstuk in beeld brachten.[4]
|
- Brood en spelen
- brood op de plank hebben
genoeg hebben om van te leven
- De een z'n dood is een ander z'n brood.
wat voor de één een nadeel is, daar profiteert een ander van
- Een kruimeltje is ook brood.
wees gelukkig met wat je hebt
- Ergens geen brood in zien
niet denken dat iets kan werken
- Iemand het brood uit de mond stoten
iemand het onmogelijk maken om in eigen inkomen te kunnen voorzien
- Iemand iets op zijn brood geven
iemand onvriendelijk iets verwijten
- Niet bij brood alleen leven
men heeft meer nodig dan alleen eten om te kunnen leven
- Stenen voor brood geven
iets geven waar de ander niets aan heeft
- Wiens brood men eet, diens woord men spreekt.
- Zich de kaas niet van het brood laten eten
Voor het eigen belang opkomen
- iets op je brood krijgen
ergens van beschuldigd worden
1. een meelproduct dat gemaakt wordt door meeldeeg te bakken, te koken of te stomen
|
|
- Het woord brood staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brood" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "brood" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ brood op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Henk van Gelder“Tuschinski’s Amsterdamse theater bleef als enige overeind - en is nu het mooiste ter wereld” (13 oktober 2021) op nrc.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brood | brode |
brood
brood
- (voeding) roggebrood; een van rogge gebakken brood
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
brood
brood
- broeden
- ergens op zinnen, meestal in kwaadaardige zin
brood
- (voeding) roggebrood; een van rogge gebakken brood
brood
- (voeding) brood; een meelproduct dat gemaakt wordt door meeldeeg te bakken, te koken of te stomen
- (voeding) roggebrood; een van rogge gebakken brood
- bolle, brogge, stoede, stoet, stoete, stuut, Stuut
- Groffbroot, kleirog, kroggen, peerdebrood, roggebrood, roggemik, roggen, roggenbrood, roggens, roggestoete, roggeteunis, rouwstoete, zwart brood
brood
brood
brood
- (voeding) roggebrood; een van rogge gebakken brood
brood