pa
Niet te verwarren met: Pa, på, pā, pá, pà, pâ, pä, Pã |
- pa
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pa | pa's |
verkleinwoord | paatje | paatjes |
de pa m
- (familie) vader
- Mijn pa komt morgen op bezoek bij mij.
- Het woord pa staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pa" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- pa
pa | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | pa | pa's |
pa
pa
pa
pa
- (hoendervogels) pauw; een siervogel waarvan het mannetje een lange sleep van verlengde dekveren bezit die hij om indruk te maken rechtop kan zetten
- pa
pa
- IPA: /pa/
- pa
pa
- (kindertaal)(informeel) doei, dag, tot ziens; een afscheidsgroet