Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: pa


Naar frequentie 13

  1. op (op een oppervlakte, ruimtelijk)
  2. in (in een instelling, ruimtelijk)
    «Resultatet af elevernes arbejde kan offentliggøres som en udstilling museet eller på skolen.»
    Het resultaat van het werk van de leerlingen kan worden gepubliceerd als een tentoonstelling in het museum of op school.
  3. bij, op (bij een gelegenheid of gebeurtenis)
    «Omkring 200 bands kommer til at optræde Roskilde Festivalen.»
    Ongeveer 200 bands komen om op het festival in Roskilde op te treden.
  4. op (op een tijdstip)
  • [1]: sidde på en stol
op een stoel zitten
  • [4]: på sin fødselsdag
op zijn verjaardag
  • [1]: på åben gade
in het openbaar, publiekelijk


Naar frequentie 11

  1. op ruimtelijk
    «Maten står bordet.»
    Het eten staat op tafel.
  2. op (tidelijk)
  3. op (van oorzaak, middelen, manier)
  • [1]: kollisjon op de E 18
botsing op E 18
  • [3]: reise på egen bekostning
op eigen kosten reizen
  • [2]: på slaget fem
precies 5 uur


  1. op ruimtelijk
    «Maten står bordet.»
    Het eten staat op tafel.
  2. op (tidelijk)
  3. op (van oorzaak, middelen, manier)
  • [3]: på besøk
op bezoek
  • [2]: midt på dagen
's midags


Naar frequentie 11

  1. in
    «Polisen beslagtog på torsdagen fem spelautomater ett matställe Fosievägen.»
    De politie heeft op donderdag vijf speelautomaten in een eetgelegenheid in Fosievägen in beslag genomen.
    «Hur säger de detta svenska?»
    Hoe zeggen ze dit in het Zweeds?
  2. op
    «Boken ligger bordet.»
    Het boek ligt op tafel.
    «Polisen beslagtog torsdagen fem spelautomater på ett matställe på Fosievägen.»
    De politie heeft op donderdag vijf speelautomaten in een eetgelegenheid in Fosievägen in beslag genomen.
  3. (hangend) aan
    «Äpplet som hänger denna gren.»
    De appel die aan deze tak hangt.
    «Målningen hänger väggen.»
    Het schilderij hangt aan de muur.