broodbezorger
- Geluid: broodbezorger (hulp, bestand)
- IPA: / ˈbrodbəˌzɔrɣər / (4 lettergrepen)
- brood·be·zor·ger
- samenstelling van brood zn en bezorger zn [1]
- [2] "bezorger" in de oude betekenis: iemand die ergens voor zorgt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | broodbezorger | broodbezorgers |
verkleinwoord | - | - |
de broodbezorger m
- (beroep) iemand die brood aan huis bij de kopers aflevert
- Hij begon de opleiding nadat hij dankzij een Frans vriendinnetje in Parijs was beland en met zijn bescheiden Frans alleen werk vond „als broodbezorger om 5 uur ’s ochtends”. [2]
- Voorlopig treedt hij in dienst bij een bakkersbedrijf, waar hij een volwassen broodbezorger meehelpt bij het duwen van de kar. [3]
- (beroep) (geschiedenis) iemand die in een instelling waar mensen verbleven over de opslag en verdeling van brood ging
- Trouwens de verpleegden hadden voor de Tweede Wereld Oorlog velerlei baantjes onder meer: broodbezorger, tuinman, waterbrenger, behanger, schoorsteenveger en zelf heb ik via, via het zwemmen geleerd bij de verpleegde-badmeester, naar ik meen “Koppelstok”. [4]
- Het woord broodbezorger staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Vermaas, P.Zonder leraren en roosters leren programmeren (13 september 2016) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-08-16
- ↑ Hippel, K. van (ps. van H.J.A. Hofland)"Yoga" in: Hollands Maandblad. 240 jrg. 9 nr. 5 (november 1967) Stichting Hollands Weekblad, Den Haag; p. 31; geraadpleegd 2019-08-16
- ↑ Berg, B. van den"Veenhuizen" in: maandblad Haulerwijk (1989) op website: gevangenismuseum.nl; geraadpleegd 2019-08-16