Nederlands

onderzoek naar brooddeeg
 
gerezen brooddeeg
Uitspraak
Woordafbreking
  • brood·deeg
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord brooddeeg brooddegen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het brooddeego

  1. een mengsel van meel of bloem (vooral dat van tarwe is zeer geschikt), wat water of melk, zout en vaak gist, bedoeld om brood te maken
    • Er moet eten zijn, veel eten in huize Stradivari, met al die kinderen uit zijn eerste huwelijk en de gezellen. Ze begint een etmaal van tevoren aan de voorbereidingen voor de warme maaltijd die rond het middaguur wordt genuttigd. Ze keelt en plukt kippen, mengt gist door brooddeeg, trekt bouillon van zojuist afgekloven botten. Aan de frequentie en het tempo van haar stappen op de trap kan ik inmiddels precies horen hoe laat het is. [2] 
    • Aardappelpuree in een brooddeeg klinkt wat onorthodox, maar aarzel niet: deze brioches zijn delicaat van smaak en blijven ook de volgende dag nog boterzacht. Perfect bij een stukje gerookte vis, wat zure room en geschaafde venkel die je even laat marineren in citroensap en olijfolie. [3] 
    • Frikandellenvlaai: Het hartige hapje zit volgens Aldi vol met stukjes frikandel en currysaus, is omwikkeld in brooddeeg en kost 3,99 euro. Het zijn geen vers gebakken vlaaien: de frikandellenvlaai is terug te vinden in het koelvak en kan tot maximaal drie maanden in de vriezer bewaard worden. [4] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Winter, Julian
    De Messias [2015] ISBN 978-90-446-2746-6 pagina 103
  3. de Standaard ZATERDAG 7 OKTOBER 2017
  4. Tubantia 06-11-2017
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be