Een broodmaaltijd als ontbijt in een hotel.
  • brood·maal·tijd
enkelvoud meervoud
naamwoord broodmaaltijd broodmaaltijden
verkleinwoord - -

de broodmaaltijdm

  1. (voeding) in een keer te eten geheel van voedsel op basis van eerder gebakken deeg, meestal in de vorm van broodjes of belegde boterhammen
    • Onno Selbach, student sociaal-pedagogische hulpverlening, verzorgt de broodmaaltijd. Er zijn tien vrouwen op afgekomen – „mannen hebben hier nauwelijks behoefte aan”. Op tafel staan potten pindakaas en pakken hagelslag, er zijn gebakken eieren. [1]
     De middag en avond waren op dezelfde wijze als alle middagen en avonden na de begrafenis verlopen. Een broodmaaltijd, zappen naar actualiteitenprogramma's en vroeg naar bed.[2]
  • Voor Nederlandstaligen is het ontbijt vaak traditioneel een broodmaaltijd. Daarnaast is ook ofwel het middagmaal ofwel het avondeten vaak een broodmaaltijd. Bij de ontvangst van gasten wordt een warme maaltijd als een betere verzorging gezien dan een broodmaaltijd.