Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ge·broed
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord gebroed -
verkleinwoord gebroedje gebroedjes

Zelfstandig naamwoord

het gebroedo

  1. zich voortplantend ongedierte
    • Dat hele gebroed moet uitgeroeid, anders houd je problemen. 
  2. gespuis
Hyponiemen

Werkwoord

Woordherkomst en -opbouw
  • vervoeging van broeden: de stam met omvoegsel ge- -d, zonder -d omdat de stam al op -d eindigt
vervoeging van: broeden…
geen verbogen vorm

gebroed

  1. voltooid deelwoord van broeden

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen