addergebroed
- ad·der·ge·broed
- samenstelling van adder en gebroed [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | addergebroed | - |
verkleinwoord | - | - |
het addergebroed o
- (scheldwoord) (pejoratief) boosaardige mensen, die door nijd en laster het geluk van anderen vergiftigen
- Het woord addergebroed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "addergebroed" herkend door:
88 % | van de Nederlanders; |
84 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ addergebroed op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be