• brood·win·ner
enkelvoud meervoud
naamwoord broodwinner broodwinners
verkleinwoord

de broodwinnerm

  1. (economie) lid van een huishouding met betaald werk
     Onder jongeren, jonger dan 25 jaar, is het werkloosheidscijfer in Spanje opgelopen tot 52 procent. In ruim 1,7 huishoudens is er geen enkele broodwinner meer. Daar zijn alle gezinsleden werkloos.[2]
     Nu broodwinner Aamina niet meer leeft, ligt de druk op zíjn schouders.[3]
     Mannen worden er relatief ongelukkig van om de broodwinner te zijn, terwijl vrouwen erbij floreren. Een recente Amerikaanse studie laat zien dat binnen heterohuwelijken de psychologische ervaring van het meeste geld verdienen sterk verschilt.[4]
  2. (scheepvaart) klein driehoekig zeil aan de achterkant van een schip
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Spaanse werkloosheid nog hoger” (27-04-2012), NOS
  3.   Weblink bron “Moeder gedode vluchteling: ze probeerde ons alleen maar te helpen” (20-03-2017), NOS
  4.   Weblink bron
    Postma
    “Nóg een reden waarom vrouwen meer moeten verdienen” (23/08/2016), HP de Tijd