Een weergave van de stoet op Prinsjesdag in 2018
  • stoet
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord stoet stoeten
verkleinwoord stoetje stoetjes

[A] de stoetm

  1. groep mensen of dieren die in een lange rij in een bepaalde richting verplaatsen
    • Is die stoet nou nog niet afgelopen? 
     Een stoet van honderd auto's heeft zaterdagmiddag overlast veroorzaakt in het centrum en de buitenwijken van Bergen op Zoom.[8]
  2. (figuurlijk) grote hoeveelheid
    • Oh, daar is een hele stoet van! 
     Rechthebbenden, meervoud, want de auteur is niet de enige die een leenrechtvergoeding krijgt. (…) Dat betekent dat naast de auteur, die financieel echt afhankelijk is van de verkoop van het boek, een hele stoet ‘belanghebbenden’ de hand ophoudt die al lang voor de verrichte werkzaamheden betaald is.[9]
[B] enkelvoud meervoud
naamwoord stoet stoeten
verkleinwoord stoetje stoetjes

[B] de stoetm

  1. (voeding) vloerbrood gemaakt uit hogere kwaliteit meel
     Wie geld heeft, kan stoet kopen. Stoet, d.i. wittebrood; de gewone mensen eten roggebrood; het is weer een van die kernachtigheden, waar de Grunneger taal zo rijk aan is.[10]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[11]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. "stoet" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  3. stoet (optocht) op website: Etymologiebank.nl
  4. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  5. Middelnederlandsch Woordenboek
  6. Middelnederlandsch Woordenboek
  7. stoet (brood) op website: Etymologiebank.nl
  8.   Weblink bron “Stoet van ongeveer honderd auto's veroorzaakt overlast bij Bergen op Zoom” (9 september 2018) op nu.nl  
  9.   Weblink bron
    Sander Stols
    De mislukking van het leenrecht in: Parmentier., jrg. 3 nr. 3/4 (zomer 1992), Stichting Randschrift, Nijmegen, p. 49
  10.   Weblink bron
    K. ter Laan
    De Groningers in:
    P.J. Meertens & Anne de Vries (red.)
    De Nederlandse volkskarakters. (1938), J.H. Kok, Kampen, p. 25
  11.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
naamwoord stoet stoete

stoet

  1. stoet optocht
  2. dekhengst, ram
    «Robert Gordon het die eerste merinostoet na die Kaap ingevoer.»
    Robert Gordon voerde de eerste ram van het merinoschaap in naar de Kaap.