• de·fi·lé
enkelvoud meervoud
naamwoord defilé defilés
verkleinwoord defileetje defileetjes

het defiléo

  1. een stoet of optocht die als eerbetoon langstrekt
    • - Nederland bedankt de veteranen die ingezet zijn in dienst van de vrede, nu en in het verleden. In de binnenstad wordt een kleurrijk defilé afgenomen door koning Willem-Alexander. NRC 27 juni 2015 
    • - Bij het beroemde bordes, waar de bevolking de vorstin tot 1980 jaarlijks een defilé afnam, zei mevrouw dat het kleiner was dan zij het zich herinnerde.Marcel van Roosmalen NRC 27 januari 2016 
93 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]