Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lijf·stoet
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lijfstoet lijfstoeten
verkleinwoord lijfstoetje lijfstoetjes

Zelfstandig naamwoord

de lijfstoetm

  1. het gevolg van een vorst of aanzienlijk persoon
    • De Koning verscheen, gevolgd door een grote lijfstoet. 

Gangbaarheid