• kar·ton
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bordpapier’ voor het eerst aangetroffen in 1790 [1]
  • [2]
1. enkelvoud meervoud
naamwoord karton -
verkleinwoord - -
2. enkelvoud meervoud
naamwoord karton kartons
kartonnen
verkleinwoord kartonnetje kartonnetjes

het kartono

  1. dik, uit enige lagen bestaand bordpapier
    • Karton kan niet goed tegen water. 
  2. bordpapieren verpakking
    • Het karton werd met een cutter opengesneden. 
  1. bordpapier
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]