• bord·kar·ton
enkelvoud meervoud
naamwoord bordkarton
verkleinwoord

het bordkartono

  1. een soort strokarton van slechte kwaliteit
     Gladde planken vormden het midden van het toneel, aan de zijkanten stonden beschilderde bordkartonnen decorstukken, die bomen voorstelden, achterin was een doek over de planken gespannen. In het midden van het toneel zaten meisjes in rode keurslijfjes en witte rokken. Een heel dik meisje, in een witzijden jurk zat wat afzijdig, op een laag bankje, waartegen aan de achterkant een groen bordkarton was gelijmd.[2]
     De televisie meldt dat er vanochtend een naschok is geweest van 6.1 op de schaal van Richter. 'De huizen in Haïti zijn van bordkarton. Slecht gebouwd omdat er geen geld is. De Dominicaanse republiek is arm, maar in Haïti hebben ze echt helemaal niks.'[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron
    Roel Pauw
    “Na 40 uur reizen eindelijk in Port-au-Prince” (22-01-2010), NOS