• zij·de·pa·pier
enkelvoud meervoud
naamwoord zijdepapier
verkleinwoord zijdepapiertje zijdepapiertjes

het zijdepapiero

  1. dun, glad, stevig, luxe papier
     Ze is volkomen verbouwereerd. Wat denkt hij nou eigenlijk wel? Dat ze zo maar doet wat hij zegt? Mooi niet! Maar haar hand glijdt onder het kussen en treft daar inderdaad een pakketje. Het is een doos, verpakt in donkerrood zijdepapier.[2]
     Zware kleding (broeken, schoenen, strandlakens) onderin, lichte stukken boven. Zo sluit je koffer gemakkelijker en kreukt het minder. Voor nóg minder kreukstress: werk in lagen die je van elkaar scheidt met een pareo of een zijdepapiertje.[3]
     Toly is gemaakt van 17-grams zuurstofgebleekt zijdepapier. „Een luchtvaartmaatschappij kan zich onderweg natuurlijk geen verstopping van het toilet veroorloven. Daarom is de oplosbaarheid nog beter dan die van toiletpapier.”[4]
  2. uit zijde lompen gemaakt papier
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    BRIGITTE KRAMER
    “Meesterlijke verleiding...” (18 okt. 2013), De Telegraaf
  3.   Weblink bron “Weg met inpakstress” (02 aug. 2014), De Telegraaf
  4.   Weblink bron
    Gerard ten Voorde
    “Papieren dekje bij hoge nood” (23-04-2004), Reformatorisch Dagblad