cadeaupapier
- ca·deau·pa·pier
- samenstelling van cadeau zn en papier zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cadeaupapier | |
verkleinwoord | cadeaupapiertje | cadeaupapiertjes |
het cadeaupapier o
- glanzend of gekleurd papier waarin met een product verpakt dat men als feestelijke presentje wil geven
- ▸ Het is de ochtend na pakjesavond. Tijd voor het hele land om het cadeaupapier van de vloer te rapen, die ene vieze surprise op te ruimen en een kerstboom op te tuigen. Want dat hoort.[1]
- ▸ Bezoekers van de kersttruck kunnen kerstsokken of cadeaupapier meenemen in ruil voor een donatie aan het Rode Kruis. Daarnaast kunnen bezoekers genieten van heerlijke hapjes gemaakt door vrijwilligers van de Welcome app.[2]
1. glanzend of gekleurd papier waarin met een product verpakt dat men als feestelijke presentje wil geven
- Het woord cadeaupapier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Doei Sint, hoi kerstboom!” (06-12-2014), NOS
- ↑ Weblink bron Angelique Rondhuis“Coca-Cola-kersttruck komt naar Apeldoorn en Rijssen” (06-12-2019), Tubantia