• pa·pier·mand
enkelvoud meervoud
naamwoord papiermand papiermanden
verkleinwoord papiermandje papiermandjes

de papiermandv / m

  1. afvalemmer voor papier
     Hij herkende zijn kamer niet, nu hij van onder tegen de gebogen poten van de tafel aan keek, en de papiermand en het tijgervel van zo dichtbij zag.[2]
     De uitbater van de winkel dacht dat iemand het lot vergeten was en had het al bijna in de papiermand gegooid. Tot hij plots ontdekte dat op het briefje de winnende combinatie stond van de trekking van de dag ervoor. De autoriteiten lanceerden daarop een procedure om te achterhalen wie de eigenaar van het lot was.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Anna Karenina”   (1877), G.A. van Oorschot  , ISBN 9789028276062
  3.   Weblink bron “Spanje zoekt al drie jaar naar winnaar van 4,7 miljoen euro” (28-09-2015), Tubantia