Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mi·nis·ter·pa·pier
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ministerpapier -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het ministerpapiero

  1. groot formaat blad van beschrijfbaar materiaal
     Wij stilden onze eetlust en beantwoordden tussenin de vragen van de smid, die ten slotte inktpot en pen van de schoorsteenmantel nam en daarna uit een hoge lessenaar op poten een blad ministerpapier.[1]
Opmerkingen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Geluk in december het tweede jaar in: Dietsche Warande en Belfort., jrg. 123 nr. 4 (mei 1978), Standaard Uitgeverij, Antwerpen / Etten-Leur, p. 268
  2.   Weblink bron
    Peter Bakema
    “Vlaams-Nederlands woordenboek.”, 2e druk (2004), Standaard, Antwerpen / Het Spectrum, Utrecht, ISBN 9071206629, p. 195