• fo·lio
enkelvoud meervoud
naamwoord folio folio's
verkleinwoord foliootje foliootjes

het folioo

  1. blad papier ter grootte van een half vel (210 × 330 mm)
  2. boekformaat ter grootte van een half vel
  3. blad van een handschrift, boek of register
  • In folio
90 % van de Nederlanders;
83 % van de Vlamingen.[4]


  enkelvoud meervoud
nominatief   folio     folioj  
accusatief   folion     foliojn  

folio

  1. blad


  • IPA: /fɔlʲjɔ/

folio o

  1. folio; een papierformaat van gedrukte boeken en documenten


  • IPA: /fɔlɪjɔ/
  • fo·lio
  • Afgeleid van het Latijnse folium

folio o

  1. folio; een papierformaat van gedrukte boeken en documenten