• pa·pier-ma·ché
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘deeg van papierafval met lijm’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • (samenkoppeling) van papier en maché [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord papier-maché -
verkleinwoord - -

het papier-machéo

  1. bouwmateriaal dat gemaakt wordt door papier te vermengen met natte lijm
    • Van papier-maché, hout en ijzerdraad werd een praalwagen gebouwd. 
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen papier-maché

papier-maché

  1. van papier-maché gemaakt
    • Er is een tentoonstelling van papier-maché maskers.