identiteitspapier
- iden·ti·teits·pa·pier
- samenstelling van identiteit zn en papier zn met het invoegsel -s- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | identiteitspapier | identiteitspapieren |
verkleinwoord |
het identiteitspapier o
- een papier of bewijs waarmee iemand kan aantonen wie hij of zij is
- „We registreren nogal wat pogingen van zogenoemde klanten om geld af te halen van een loket, zonder dat ze zich kunnen identificeren. Ofwel ze zijn hun identiteitskaart vergeten, ofwel ze hebben een tijdelijk identiteitspapier waar geen op foto op staat. Voor ons is het dan onmogelijk om te weten of ze inderdaad de persoon zijn die ze beweren te zijn”, verklaart woordvoerster Ulrike Pommée in Het Nieuwsblad.[2]
- De politie heeft in de nacht van zaterdag op zondag een einde gemaakt aan een illegale houseparty in Sint Philipsland (Zeeland). Twee feestvierders zijn aangehouden voor het bekrassen van een politiewagen en het niet laten zien van een identiteitspapier.[3]
- Het woord identiteitspapier staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Reformatorisch Dagblad 24-03-2015 Bank wil foto klant in strijd tegen fraude
- ↑ Reformatorisch Dagblad 07-07-2014 Politie maakt einde aan illegale houseparty