• han·de·laar
  • Afgeleid van de stam van handelen met het achtervoegsel -aar.
enkelvoud meervoud
naamwoord handelaar handelaars
handelaren
verkleinwoord handelaartje handelaartjes

de handelaarm

  1. (beroep) (handel) iemand die handel drijft
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be