1. Een bonthandelaar in Texas (1973).
  • bont·han·de·laar
enkelvoud meervoud
naamwoord bonthandelaar bonthandelaars
bonthandelaren
verkleinwoord - -

de bonthandelaarm

  1. (beroep) iemand die behaarde dierenvellen of daaruit vervaardigde kleding doorverkoopt
     Scherp en af en toe meesterlijk beschrijft Gallian het dolle bezoek van Morini met zijn dochter Teresa aan de bonthandelaar en de juwelier, die de attributen bij uitstek van de gehate bourgeoisie verkopen.[1]
  1.   Weblink bron
    Jan De Volder
    Marcello Gallian : De contradicties van het Italiaanse fascisme in: Streven., jrg. 65 nr. 10 (november 1998), Jan Koenot, Antwerpen, p. 928