Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afhandelaar afhandelaars
afhandelaren
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afhandelaarm

  1. bedrijf dat zorgt voor het verwerken van bagage op een vliegveld
     Afgelopen weekend legde grondpersoneel uit onvrede over de werkdruk het werk neer. Door die wilde staking gingen tientallen vluchten niet door omdat bagage niet aan boord van vliegtuigen werd gebracht. Ook vreesden medewerkers voor hun baan omdat KLM zei met een externe afhandelaar te willen gaan samenwerken.[1]
     Als een passagier een koffer kwijt is, is de luchtvaartmaatschappij het eerste aanspreekpunt. Maar dat gaat niet vlekkeloos. ,,De bagage-afhandelaren zijn te druk om met KLM te communiceren”, zegt David. Volgens de laatste updates die hij kan zien is KLM nog op zoek naar zijn koffer. ,,We gaan er maar vanuit dat onze koffers nog op Schiphol staan, maar niemand kan dit bevestigen.”[2]
Hyponiemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vluchten op Schiphol terugdringen gelukt: ‘Het was een uitzonderlijk verzoek’” (29 apr. 2022), Tubantia
  2.   Weblink bron
    Julia Schipper
    “Forse stijging aantal claims door kofferchaos Schiphol: ‘Heb nieuwe strandkleding moeten kopen’” (01-07-2022), Tubantia