automatenhandelaar
- au·to·ma·ten·han·de·laar
- samenstelling van automaat en handelaar met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | automatenhandelaar | automatenhandelaren automatenhandelaars |
verkleinwoord | automatenhandelaartje | automatenhandelaartjes |
de automatenhandelaar m
- iemand die voor zijn beroep (gok)automaten in- en verkoopt en vaak ook exploiteert
- De automatenhandelaar exploiteerde een illegaal casino.
- Het woord automatenhandelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.