eierhandelaar
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ei·er·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ei en handelaar met het invoegsel -er-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eierhandelaar | eierhandelaars eierhandelaren |
verkleinwoord | eierhandelaartje | eierhandelaartjes |
Zelfstandig naamwoord
de eierhandelaar m
- (beroep) iemand die handelt in eieren
Afgeleide begrippen
- eierhandelaarster (vrouwelijke vorm)
Vertalingen
1. iemand die handelt in eieren
Gangbaarheid
- Het woord 'eierhandelaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.