dagbladhandelaar
- dag·blad·han·de·laar
- samenstelling van dagblad en handelaar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dagbladhandelaar | dagbladhandelaren dagbladhandelaars |
verkleinwoord | dagbladhandelaartje | dagbladhandelaartjes |
de dagbladhandelaar m
- (beroep) iemand die kranten verkoopt
- De dagbladhandelaar had een goed lopende krantenkiosk bij het station.
- Het woord dagbladhandelaar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.