Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·han·de·laar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autohandelaar autohandelaren
autohandelaars
verkleinwoord autohandelaartje autohandelaartjes

Zelfstandig naamwoord

de autohandelaarm

  1. (beroep) iemand die voor zijn beroep nieuwe of tweedehandsauto's in- en verkoopt
    • Een dealer is een autohandelaar die gespecialiseerd is in één automerk. 
    • De onbetrouwbare autohandelaar knoeit met de kilometerstand van de tweedehandsauto's die hij verkoopt. 

Gangbaarheid