Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Auto, auto-, autó
Een auto
  • au·to
  • In de betekenis van ‘wagen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1899 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord auto auto's
verkleinwoord autootje autootjes

deautom

  1. (verkeer)(techniek) voertuig met drie of meer wielen, een motor en een carrosserie
    • Ik ga nooit met de auto naar mijn werk. 
    • Gemiddeld heeft elk huishouden een auto.[3] 
     Het was nog donker toen Jack arriveerde om mij met zijn auto naar de Mexicaanse grens brengen.[4]
     Deze fabrikanten proberen elkaar flink af te troeven. "Er is echt een innovatie-oorlog gaande. Omdat er nu zo veel concurrentie is, probeert iedereen nieuwe functies in een auto te stoppen", zegt Van Dillen. Niet elke innovatie is volgens hem even geslaagd. "Veel van de nieuwe Chinese auto's hebben een waslijst aan innovaties waar mensen waarschijnlijk niet veel van zullen gebruiken."[5]
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[6]
  1. "auto" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. auto op website: Etymologiebank.nl
  3. Koersdocument parkeren Borne 2012-2020, januari 2013
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  5. Bronlink geraadpleegd op 24 april 2025 Weblink bron
    Aïda Brands
    “Chinese elektrische auto's booming in Europa ondanks heffingen” (24 april 2025), NOS
  6. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud meervoud
naamwoord auto auto's
verkleinwoord

auto

  1. (verkeer)(techniek) auto; een voertuig met drie of meer wielen, een motor en een carrosserie
  • Komt van het Oudgriekse αὐτός, wat zelf betekent.
enkelvoud meervoud
naamwoord auto auto's
verkleinwoord

auto

  1. (verkeer)(techniek) auto; een voertuig met drie of meer wielen, een motor en een carrosserie
enkelvoud meervoud
naamwoord auto auto's
verkleinwoord

auto

  1. (verkeer)(techniek) auto; een voertuig met drie of meer wielen, een motor en een carrosserie
  • IPA: /aʊ̯tɔ/
  • au·to

auto o

  1. (verkeer)(techniek) auto; een voertuig met drie of meer wielen, een motor en een carrosserie
enkelvoud meervoud
naamwoord auto auto's
verkleinwoord

auto

  1. (verkeer)(techniek) auto; een voertuig met drie of meer wielen, een motor en een carrosserie
enkelvoud meervoud
naamwoord auto auto's
verkleinwoord

auto

  1. (verkeer)(techniek) auto; een voertuig met drie of meer wielen, een motor en een carrosserie