Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·cu
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘energiereservoir’ voor het eerst aangetroffen in 1919 [1]
  • uit het Frans [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord accu accu's
verkleinwoord accuutje accuutjes

Zelfstandig naamwoord

de accum

  1. (elektrotechniek) een toestel ('batterij') om elektriciteit op te slaan
    • Een elektrische auto heeft een grote accu nodig. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen