Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ac·cu·ca·pa·ci·teit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord accucapaciteit accucapaciteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de accucapaciteitv

  1. hoeveelheid energie die in een batterij of vergelijkbaar opslagmedium voor elektriciteit kan worden opgeslagen
     De actieradius is met 120 kilometer aan de bescheiden kant. Dankzij de snellader kun je wel gewoon bij de stations van FastNed terecht, en door de bescheiden accucapaciteit van 16 kWh hoef je daar bovendien niet lang te wachten.[1]
     Voor dit artikel is een groot aantal mobieltjes opgediept, met bouwjaren van 2000 tot en met 2015 (zie illustratie). De accu’s werden opgemeten en de capaciteit in mAh werd gedeeld door het volume in cc. Zo bleek dat de accucapaciteit die fabrikanten in één cc weten te krijgen, in vijftien jaar is verviervoudigd.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    Bas van Putten
    “Hij maakte zijn Eend elektrisch (en kan er nu mee scheuren)” (17 juni 2019) op nrc.nl  
  2.   Weblink bron
    Herbert Blankesteijn
    “En weer is na één dag de accu leeg” (23 juni 2015) op nrc.nl