Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • au·to·rit
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord autorit autoritten
verkleinwoord autoritje autoritjes

Zelfstandig naamwoord

de autoritm

  1. (verkeer) een reisje met de auto
    • Wij maakten iedere week een autoritje naar opa en oma. 
     Tijdens de lange autoritten komen de mooiste verhalen naar boven.[1]

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be